Lier, Begijnhof huisnamen

Lier, Begijnhof huisnamen

Inventarisnummer
SLI001022554

Beschrijving
DE OUD-PASTORIJ (Kalvarieberg 7-8).;De tweegezinswoning, tegenaan de Beemdpoort van het Begijnhof, die met haar schilderachtige, tweevoudige oude achtergevel in Vlaamse stijl naar de Nete is gekeerd, ontsiert met een later aangebrachte weinig gestileerde voorgevel thans de omgeving van de Kalvarieberg. De Oud-Pastorij is historisch evenwel één van de meest interessante woningen van het Begijnhof.
Mogelijk dateert dit complexe gebouw van 1448, toen op de erve van een zekere 'Wolleweever' Heynric Heyns een nieuwe pastorie bij het Begijnhof werd gebouwd. Een eerste pastorie stond, volgens de overlevering, links van de Kalkovenstraat aan de Begijnhofstraat, vroeger de Eikel- of Eekelstraat genoemd. De juiste situering daarvan kan niet meer met zekerheid worden aangewezen, zomin als de jaren van vernieling en de latere herbouw ons zeker schijnen. Volgens Van Graesen zou de pastorie in 1349 afgebrand zijn, volgens Van Lom in 1379.
Er is zelfs vroeger verteld geweest dat het Begijnhof zich oorspronkelijk tot tegen de Kalkovenstraat uitstrekte. Dit durven we volstrekt betwijfelen: de eerste begijnen woonden aanvankelijk over heel de stad willekeurig verspreid en zijn slechts geleidelijk wegens beloofde voorrechten naar het besloten Hof overgegaan, naargelang de beschikbare woonplaatsen. De eerste pastoors hebben zich ongetwijfeld eveneens tevreden gesteld met een beschikbare woonstede. Men vergete niet dat pas in 1317 de binnenvestgracht langsheen de Kapucijnenvest, de Gevangenenpoort en het huidige Zimmerplein werd gegraven tot in de Nete bij de huidige Zimmertoren (St.-Corneliustoren). Bij het ontstaan van het Begijnhof kon men dit nog langs de boorden van de Kleine Nete rechtstreeks bereiken en naar het huis of de erve van de Wolleweever gaan, juist zoals men dit nu langs de Schapekoppenstraat weer doen kan.
In de Oud-Pastorij hebben minstens een twaalftal pastoors elkaar opgevolgd, vooraleer de Pastorij aan de Begijnhofstraat werd opgericht. Aan enkelen hiervan zijn historische herinneringen of weetjes verbonden. In 1485 overleed er Petrus van Zevenbergen (de Septern montibus), vermoedelijk een stamgenoot van Ridder Arent of Arnout van Zevenbergen, waaraan het Kasteel van Zevenbergen te Ranst herinnert. Te Lier kende men vroeger een Hof van Zevenbergen, de Zevenbergse bossen en hoeve, rondom de gronden van deze laatste telt men thans de wijk Zevenbergen. Het Hof van Zevenbergen was gelegen aan de Berlaarsestraat (nu nrs. 8 - 10) en mogelijk ook de kerk (nr. 12), omstreeks 1553 eigendom van Coenraet Schetz en in 1615 betrokken door de Paters Jezuïeten.
Jan Van Dyck, ° Westmalle, was pastoor van 1571 tot 1594, doch hij moest tijdens de beroerde jaren van 1577-1582 het Begijnhof verlaten. Gedenkschrift onder het beeld van St.-Jan Evangelist, rechts op het koor van de Sint-Margaretakerk.
Joannes Luyten, pastoor van 1594 tot 1613, bezat een rijke bibliotheek. Na zijn overlijden ontvingen de Kapucynen 300 gld. van de Lierse Magistraat om hun klooster van deze boeken te voorzien. Tijdens zijn pastoorschap werden de straten van het Begijnhof met kasseien belegd. We denken hier vooral aan de uitbreiding tot tegen de vestbergen. Theodorus Cremers, pastoor van 1625 tot 1664, bezielde het oprichten van de kruisweg - 25 staties. Gerardus van Antwerpen, ° Lier. Eerst rector der kerk van Hallaar in 1650, hetzelfde jaar pastoor te Beersel, in 1664 pastoor van het Begijnhof. Hij begon de opbouw van de Begijnhofkerk, doch stierf in september 1665 aan de pest.
Joannes Schatten, ° Antwerpen, pastoor van 22-1-1666 tot bij zijn overlijden op 26-1-1674. Van 1675 tot 1703 noteerde men Gaspar Schatten, eveneens van Antwerpen als eigenaar van Den nieuwen Hof, tegenover het Begijnhof, tegenaan "S'heeren Straete", nu deel van de Begijnhofstraat tussen Kan. Davidlaan en de Begijnenvest. Andreas Lambrechts, pastoor van 1674 tot bij zijn overlijden op 27-12-1693 en onder wiens impuls heel de uitbreiding aan de kant van de Wezenstraat geschiedde. Hij is ongetwijfeld de pastoor geweest van het Begijnhof, die men er het laatste als bewoner heeft geteld. Na diens heengaan is de Oud-Pastorij als een gewone begijnhofwoning gebruikt.
In 1728 telde men er Isabella met Catharina Huyg(h)ens, denkelijk twee gezusters, samen met nog drie nichten Huygens. Isabella, ° Lier ca. 1683, 23 j. oud geprofest op 21-10-1706, + 2-2-1762, dochter van Antonius en Anna van Leemput, wiens naam Antonio Huyghens als deken van de Lakenhalle gegrift staat op de St-Gummaruskas. Destijds behoorden de leden van de families Huyg(h)ens tot de prominenten van de stad.
In 1749 telde men er 3 personen en een 'meysen' samen met 5 'aertsteden'.
Op 26-4-1768 werd de Oud-Pastorij mits 900 gld. verkocht voor een leven aan Anna Catharina Verstraeten, ° Lier, geprofest op 24-7-1746. Deze leefde nog in 1793, alsdan 74 j. oud. Na haar overlijden ca. 1804 is de Oud-Pastorij het eigendom geworden van Gast- en Godshuizen. Men telde er daarna nog de begijntjes : Juf. Anna Carolina s'Jongers, ° Lier en + 1820, en Isabella Maria Calback, ° Antwerpen, 41 j. oud op 9-2-1790 geprofest, dochter van Joannes Baptista Calback, ° Hessen Darmstadt en Maria Catharina Sneyers, ° Antwerpen. In 1826 werd het huis verhuurd aan J. Kennis, 'vice pastoir ten begijnhove' voor 77 gld. 9 st. In 1832 telde men er de heer Vreven, landmeter, voor wie de huurprijs 162,96 fr. bedroeg, of 4 centiemen minder dan 163 fr. De omzetting van de voornoemde huurprijs van Ndl. guldens in Belg. franken zal toch niet met de landmetersketting nagemeten zijn? Op 24-4-1853 werd de Oud-Pastorij verhuurd, ditmaal voor 200 fr. aan Jouf. A.C.F. Rigouts, die evenals Juf. M.C.C. Wappers (alias Juf. Monnier) een destijds bekende begijnhofonderwijzeres is geweest en voordien in de huizen St.-Merten (1826-1849) en in de Oordjesschool van de Onbevlekte Ontvangenis (20-6-1849 tot 1853) heeft gewoond en eveneens school gehouden. Ook in de Oud-Pastorij heeft zij haar onderwijs voortgezet. Er zijn zelfs aanduidingen die laten vermoeden dat ze "haar school" heeft willen uitbreiden. Zo werd er eveneens haar zoon Edwardus Jacobus Jozef Rigouts als onderwijzer genoteerd. Op 9-12-1856 kwam er Livinus De Doncker, ° Bouwel 30-3-1830, als onderwijzer inwonen, doch deze vertrok reeds op 29-1-1857 naar Herentals. Tegelijkertijd op 9-12-1856 kwamen twee oudere onderwijzeressen inwonen, die enkele maanden later eveneens verhuisden. Op 10-7-1860 zijn moeder en zoon Rigouts echter naar Lichtaart verhuisd. Op 24-6-1863 kwam de oude Juffrouw Rigouts op rust terug naar Lier in het St.-Barbara en Beatrixgodshuis, rechtover het Begijnhof, haar vroeger schooldomein, waar men ze gekend had van 1826 tot 1860.
Na het vertrek van het schoolteam Rigouts is de Oud-Pastorij, blijkbaar vanaf het nieuwe schooljaar op 1-9-1860 verhuurd aan de drie gezusters Sophia Cecilia (° 1837 - + 1869), Maria Elisabeth (° 1839 - + 1870), en Joanna Constantia Vercammen (° 1847 - + 1872), eveneens "onderwijsters', die voordien in O.L.V.-Boodschap hadden gewoond, nadat eerst deze Juffers bij Juf. Rigouts als hulponderwijzeressen hadden gefungeerd. Dezen bewoonden er in 1866 samen de Oud-Pastorij met hun twee broers, waarvan de oudste, Theodorus Ludovicus, (° 1830) als Professor van (aan) de Middelbare School en de jongste, Franciscus Augustinus Joannes, (° 1843) als Theologant' (seminarist) werden genoteerd. Allen kinderen van Petrus Vercammen-Liekens, opziener op het Hof de Anderstad en Lierse stamhouder van de wel bekende en gewaardeerde familie Vercammen van d'Anderstad. Nog voor de jaren 1870 kwamen er successievelijk andere hulponderwijzeressen inwonen, blijkbaar om de gezusters Vercammen te helpen of wegens ziekte te vervangen.
Na het vroegtijdig en opeenvolgend overlijden van de gezusters Vercammen werd de Oud-Pastorij op 1-9-1872 verhuurd aan Juf. Maria Schroyers, ° Santvliet 1852, die op 26-12-1873 naar Antwerpen verhuisde. Ze werd nog in 1873 opgevolgd door Juf. Ledoux, vermoedelijk de dochter van de eveneens welbekende Lierse kostschoolhouders Ledoux-Mannekens.
Niet voor lang echter. Op 15-9-1874 werd de Oud-Pastorij mits 300 fr. verhuurd aan de Juffrouwen Pasquasy: de gezusters Maria Wilhelmina Amelia, °Antwerpen 1849 en Catharina Angelica Maria, ° Brecht 1853, 'onderwijsters'. In 1879 kwam een jongere zuster, Leopoldina Louisa Maria, dit onderwijsters-duo nog met een eenheid vergroten. De Begijnhofschool van de gezusters Pasquasy kende blijkbaar 'naam met faam'. Toen op 18-9-1882 de Staats Middelbare Meisjesschool te Lier werd ingericht en de eerste personeelsleden werden aangesteld, behoorden hierbij juist de drie gezusters Pasquasy: Angelica als bestuurster, Leopoldina als regente(s) en Maria als onderwijzeres. Hierbij behoorden nog de gezusters Dieghens: Elisa als regente(s) en Maria als onderwijzeres.
Met de gezusters Pasquasy eindigde alzo een bijna 30-jarige periode uit de geschiedenis van het Begijnhofonderwijs in de Oud-Pastorij aan de Kalvarieberg, die als het ware in 1882 werd voortgezet door de Rijksmiddelbaremeisjesschool.;Bron: Het Lierse Begijnhof (1974), Jos Mortelmans en Victor Verheyen.
Objecttype
diapositief
Datering
circa 1990
Vervaardiger
Gommer Lemmens
Verwerving
Gommer Lemmens, schenking


Deze website maakt gebruik van cookies Accepteer. Hier vindt u meer informatie over wat dat precies inhoudt. Lees meer