Lier, Sint-Gummaruskerk interieur

Lier, Sint-Gummaruskerk interieur

Inventarisnummer
SLI001000548

Beschrijving
Het dwarspand naar het noorden met koordoksaal.;Koordoksaal, door Frans Mijnsheeren en Jan Wisschavens, 1536-1538 – steen van Ecaussines (pijlers en doorgang) en steen van Avennes.
Op trapeziumvormig grondplan tussen de 2 oostelijke kruispijlers met schuine zijden vooraan. De voorzijde is ingedeeld in 3 vakken, de door kruispijlers begrensde achterkant eveneens. De overhuivingen rusten vooraan op 4 slanke samengestelde pijlers, achteraan op 2 muurzuilen van de doorgang naar het koor, en 4 kraagstenen. Ze zijn onderling verbonden door korfbogen aan de voorzijde en spitse muraalbogen aan de koorzijde, die rusten op kapitelen en kraagstenen met dubbele korf, versierd met ajourbewerkt distelachtig bladwerk. De uitgetande met hogels en kruisbloemen versierde bogen van de voorzijde hebben in het midden een lobbige, klokvormige bekroning, met aan weerszijden uiterst speels maaswerk van kleine cirkels en bogen om visblazen, drie- en vierpassen, dat alles overwoekerd door hetzelfde distelachtig bladwerk. Aan de schipzijde op de hoogte van kapitelen en kraagstenen 8 soortgelijke uitspringende kraagstenen met beeldnissen en zeer uitgewerkte torenvormige baldakijnen, waarboven, op de hoogte van de borstwering kleinere beeldnissen, afgedekt door driepasbogen. In de borstwering van de tribune worden ondiepe nissen – 3 aan 3 gegroepeerd tussen het verlengde van de pijlers – afgedekt met flamboyante gordijnbogen, overwoekerd door loofwerk, waarin kleine beeldgroepen de passietaferelen voorstellen. In het midden boven de doorgang, een erkervormige uitsprong, eveneens met soortgelijke beeldnissen, en met een 19e eeuwse torenvormige bekroning waarop naar het koor het opschrift: ‘J. B. De Roover / Pastor deken’. Een uitspringende geprofileerde en geschulpte deklijst waarop steenhouwersmerken. De 5 gewelfvlakken vertonen ingewikkelde ster- en straalgewelven met bakstenen velden en natuurstenen ribben met hangende sluitstenen, met ajourbewerkt bladmotief. In het middenvak de sterk geprofileerde doorgangsboog, geflankeerd door samengestelde muurpijlers, naar het koor. Aan weerszijden hiervan staan barok altaren ter vervanging van de oorspronkelijke, eveneens door Frans Mijnsheeren. In de 2 buitenste schuine vakken 2 relieknissen in 1736 in de muur aangebracht. De toegang tot het koor is nu aan de koorzijde afgesloten door een ijzeren hek, oorspronkelijk door een houten dubbele deur met koperen spijlen. De koorzijde is zeer sober gehouden. De 3 vakken, gescheiden door slanke stijlen in de vorm van steunberen , hebben korfvormige muurbogen met een zeer lage klokvormige bekroning en in de zwikken renaissance tondo’s, waarvan het meest noordelijke met heraldisch embleem en wapenspreuk van Karel V, de andere met lege wapenschilden. De borstwering is versierd met ondiepe nissen boven een vooruitstekende waterlijst; per vak zijn er 7 nissen, 3 aan 3 gegroepeerd omheen een middennis met meer uitgewerkt voetstuk. De trap naar de tribune bevindt zich in de tussenmuur zuid; noordelijk oorspronkelijk een bergruimte, nu een orgel, langs de koorzijde door een gordijn afgeschermd. Op het doksaal, nu zangerstribune, een harmonium en dergelijke. Oorspronkelijk stond hier een derde altaar waarop 3 hoge voetstukken met triomfkruis en beelden van Maria en Johannes.
Datering
onbekend
Vervaardiger
onbekend


Deze website maakt gebruik van cookies Accepteer. Hier vindt u meer informatie over wat dat precies inhoudt. Lees meer