Duivensport in de Kempen

Duivensport in de Kempen

Inventarisnummer
KK_EGD2013_076

Beschrijving
De klok tikt. De duivenmelkers staan gespannen op de uitkijk. Ze letten, zoals dat heet. Wanneer de duif terugkomt – of op het hok valt – moet het tijdstip van aankomst zo nauwkeurig mogelijk bepaald worden. Dat klinkt eenvoudiger dan het is. De hokken liggen namelijk niet op precies dezelfde afstand van de losplaats. Vooral in de beginjaren van de duivensport was een correcte tijdsbepaling een hele uitdaging. Het is de kunst zo snel – maar ook voorzichtig - mogelijk de duiven te pakken. Een te ruwe aanpak maakte de duiven angstig waardoor ze minder snel het op hok vielen.

;De aankomsttijd bepalen is geen sinecure. In de beginjaren van de duivensport kregen de duiven een vleugelmerk. Een vaste ring bestond toen nog niet. Lopers brachten de duiven zo snel mogelijk naar het duivenlokaal in een zakje dat ze tussen de tanden klemden. Een juge controleerde in het duivenlokaal het tijdstip van aankomst. Hij deed dit – in het bijzijn van getuigen – door eenvoudig bij te houden in welke volgorde de lopers met hun duiven het lokaal kwamen binnengestormd. Hij noteerde het vleugelmerk en stopte de duif in een hokje.;Later stopte de loper de gummirekken in het zakje. De speler die de duif op het hok opwachtte, deed dan vliegensvlug ‘het rekske’ van de poot en liet het via een goot naar beneden rollen, waar de loper het in het zakje deed en meteen kon vertrekken naar het lokaal. Was de afstand naar het lokaal te groot, dan wisselden lopers elkaar onderweg af. Om het tijdstip van aankomst op het hok juist te kunnen berekenen, maakte men gebruik van het looprecht: elke vijf meter loopafstand leverde één seconde op. Moest een loper bijvoorbeeld 500 meter lopen naar het duivenlokaal, dan kreeg hij hiervoor 1 minuut en 40 seconden in mindering.
Objecttype
foto
Verwerving
Norbert Horemans, schenking
Deze website maakt gebruik van cookies Accepteer. Hier vindt u meer informatie over wat dat precies inhoudt. Lees meer